Als klein meisje van vier jaar vond ik het heerlijk om in mijn slaapkamer te zitten met stapels boeken om me heen. Ik krabbelde in schriftjes en vertelde mijn moeder dat ik boeken schreef. Ik kon nog geen letter lezen, maar ik was zo nieuwsgierig naar wat er allemaal te leren viel. Zodra mijn jongere zusje langer dan vijf minuten stil kon zitten ging ik schooltje met haar spelen.
Ik was niet enkel hongerig naar intellectuele kennis, maar vooral naar wijsheid. Ik bestookte mijn ouders met vragen als “hoe groot is het universum”, “bestaan de hel en de hemel” en “denk je dat wij een deel zijn van een groter geheel?”.
Als puber werd ik geraakt door mensen met een verstandelijke beperking en vanaf dat moment wist ik dat ik iets wilde betekenen voor deze doelgroep. Bovendien had ik veel interesse in mensen en in het leven zelf. Na het gymnasium ben ik daarom psychologie gaan studeren. Psychologie betekent letterlijk de wetenschap van de ziel. Ik hoopte op die opleiding ook wat dieper door te kunnen dringen in het mysterie van het leven. En ook een kader te vinden waarbinnen ik mijn concrete denken kon verbinden met de spirituele ervaringen die ik tot dan toe had meegemaakt. Ondanks dat ik heb genoten van mijn opleiding, was het niet wat ik daarvan gehoopt had. Het woordje ziel mocht, buiten de lessen in filosofie, eigenlijk amper genoemd worden. En het bestrijden van pathologie kreeg veel meer aandacht dan het cultiveren van gezondheid, of de vraag waar die gezondheid eigenlijk vandaan zou moeten komen. Ik koos ‘ontwikkelingspsychologie’ als afstudeerrichting. Enerzijds omdat dat goed paste bij de doelgroep waar ik me voor wilde gaan inzetten. Anderzijds omdat ‘ontwikkeling’ voor mij nog het meest te maken had met bewustzijnsontwikkeling en zelfverwezenlijking.
Vanaf mijn 18e werk ik in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Ik begon als vrijwilliger, startte daarna in de zorg en na mijn studie ging ik als psycholoog aan de slag binnen een grote instelling. Daar hield ik me vooral bezig met complexe zorgvragen. Wanneer er sprake was van gedragsproblemen en vastgelopen processen probeerde ik samen met de betrokkenen te kijken naar de vraag achter het gedrag van de cliënt. Ik leerde systemisch denken. Want we zijn geneigd om bij problemen naar die ene mens te kijken die ze lijkt te veroorzaken, maar de context waarbinnen iemand verkeert is daarbij zo belangrijk. Ik had het enorm naar mijn zin. Maar mijn behoefte aan schrijven, lesgeven, leren en innovatieve projecten initiëren was zo groot dat ik besloot om mijn loondienstverband op te zeggen.
Sinds 2010 werk ik vanuit mijn eigen praktijk als auteur, trainer, consulent en coach. Ik vind het erg leuk om theorie en praktijk met elkaar te verbinden, en om op die manier samen met teams nieuw perspectief te creëren voor de cliënten én voor de zorgverleners.
Een veelgebruikte invalshoek in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking is ontwikkelingspsychologie. Als ontwikkelingspsycholoog had ik een hoop ideeën over hoe je de kennis uit dit veld zou kunnen gebruiken (en hoe vooral ook niet!) in het afstemmen van de zorg op de cliënten. Daarover schreef ik het boek ‘Werken met ontwikkelingsleeftijden’ .
Een theorie die mij persoonlijk erg na aan het hart ligt is die over Ervaringsordening, van D. Timmers- Huigens. Deze theorie gaat over hoe mensen alle prikkels die zij binnen krijgen, ordenen en omzetten tot hun ervaring. De kapstok waarlangs dat gebeurt is voor alle mensen gelijk en geeft daarom veel inzicht in de beleving van de ander. Het geeft veel inzicht om samen te kijken door deze bril, want hij zet aan om mensen te begrijpen in hun medemenselijkheid in plaats van te focussen op verschillen. Over deze manier van kijken schreef ik het boek ‘Werken met Ervaringsordening’ .
Maar vanuit mijn persoonlijke visie en gesterkt door jarenlang lesgeven wist ik, al deze kennis is wel belangrijke informatie, maar dat is in veel trajecten niet hetgeen wat de transformatie brengt. Einstein zei al, problemen worden zelden opgelost met de zelfde denkwijze die ze gecreëerd heeft. De uitdagingen waar de zorg ons voor stelt, vragen ook dat we ons bewust worden van onszelf. Zeker als je werkt met een doelgroep die zo afhankelijk is van de ander als mensen met een verstandelijke beperking. Vaak gaat het in de zorg over wat we allemaal moeten DOEN. Maar we hebben amper kennis van de manier waarop onze aanwezigheid de ander beïnvloed. We hebben ook een enorme impact met de manier waarop we aanwezig ZIJN. Over dit thema schreef ik daarom het boek ‘Werken met jezelf’.
Over wat dat dan is, ‘jezelf’, kun je eindeloos filosoferen. En dat vind ik ook erg leuk. Maar in dit boek voor zorgverleners wilde ik het heel praktisch maken. En waar wijs je nou naar wanneer je ‘ik’ zegt? Precies! Naar je hart. De rol van ons hart in het zorgen voor anderen (figuurlijk maar vooral ook lichamelijk, en meetbaar) staat centraal in dit boek.
Meer dan tien jaar geleden ging mijn hart sneller kloppen toen ik in het boek ‘Uw brein als medicijn’, van Servan Schreiber, een hoofdstuk las over Hartcoherentie. Ik wist meteen dat ik deze prachtige methode wilde introduceren in mijn vakgebied. Maar daarnaast brengt het mijzelf elke dag ook zoveel balans, plezier en zingeving. Mijn hart was altijd al mijn kompas in het leven. Maar ondersteund door de Hartcoherentie biofeedback apparatuur kan ik mijn kompas steeds verfijnder afstellen.
Ik was dus wel lekker bezig, maar er miste nog steeds iets heel belangrijks. Want ik zat nog steeds met grote levensvragen. Nou zal dat hopelijk altijd wel zo blijven. Maar ik miste vooral een kader, methode of handvatten waarmee ik mijn binnenwereld nóg meer kon verbinden met mijn buitenwereld. Mijn werk als psycholoog was erg rationeel, en mijn spiritualiteit neigde een hobby te worden voor in de weekenden. Terwijl ik daar wel mijn diepste zingeving aan ontleende.
Toen kwam ik in 2013, via een medestudent op de Hartcoherentie opleiding, in contact met het Instituut voor Psychosynthese (www.psychosynthese.nl). De grondlegger van Psychosynthese is de Italiaanse psychiater Roberto Assagioli (1888 - 1974). Hij stelde dat de mens een ziel ís en een persoonlijkheid heeft. Hij creëerde een veelomvattende benadering die uitgaat van het verlangen naar groei en ontwikkeling van elk mens. Er is richting en betekenis in het leven, ook als we ons daar niet van bewust zijn. Een methode voor zelfverwezenlijking die je leert om te luisteren naar wat je hart je ingeeft zonder je verstand te verliezen. Dat was iets voor mij! Daarom ben ik in 2013 de opleiding gestart.
Ik leerde het geheel van mezelf nog meer te betrekken bij mij leven. Lichaam, gevoel en denken (waaronder de verbeelding!) zijn allemaal een expressie van de ziel. Mijn hoofd en hart raadpleegde ik regelmatig. Maar ik realiseerde me dat ik geneigd was om mijn lichaam te vergeten. Ik ging me realiseren hoe belangrijk ons lichaam is, en ik kreeg meer interesse voor beweging, voeding en gezondheid. Maar ook voor seksualiteit, wat mij betreft de basis van onze vitaliteit en de motor onder ons bestaan. Seks en erotiek bleken opeens veel mysterieuzer te zijn dan onze moderne cultuur doet voorkomen, en door velen wordt dit zelfs gezien als een weg naar het Goddelijke. Vanuit die fascinatie ben ik in 2015 in de leer gegaan bij TAO trainer Reinout Eleveld. En ik volgde daar in 2020 ook de opleiding tot Vallei Coach (link).
Na alles wat ik gedaan heb realiseer ik me steeds meer dat ik niet ergens op een plaats ga uitkomen waar ik ‘klaar’ ben en ‘het’ weet. Na elke deur die in de verbeelding voor mij open gaat, zitten weer minstens twee nieuwe. Ook wordt de reis niet perse eenvoudiger, want een toename aan sensitiviteit en bewustzijn maken dat het ook hard aan komt als ik niet met mezelf in lijn ben (“The loss of Soul, is the way to Soul”). Maar tegelijk geniet ik steeds meer van het samen onderweg zijn, en van de manier waarop het Leven zich steeds weer voor ons ontvouwt.
“Iets kan zijn verzonnen en daardoor juist bestaan.
Dat soms iets niet verzonnen is, neemt men zomaar aan.”
Herman Finkers